Dit jaar is het 50 jaar geleden, dat de laatste mijnen in Limburg dicht gingen. Voor veel mensen kwam de klap hard aan. Mensen waren terneergeslagen, pessimisme overheerste, veel werkloosheid. Het is dus een herdenkingsjaar met twee kanten. De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de mijngeschiedenis. Het was alsof we voor die tijd niet meer herinnerd wilden worden aan de mijntijd. De mijnen en de sluiting ervan hebben ook op mijn leven hun stempel gedrukt.
In dit herdenkingsjaar komen vooral de mooie kanten van het mijnverleden aan bod. En die waren er zeker. Een van mijn broers geeft nog altijd hoog op van de kameraadschap, de teamgeest en de typische mijnhumor. Maar een andere broer hield het niet lang ondergronds uit en drukte mij als kind op het hart, dat ik moest gaan studeren, zodat ik niet dat gat in hoefde. Dus in één gezin werd het mijnwerkersbestaan verschillend beleefd. Laten we niet vergeten, dat het hard werken was, ongezond en niet zonder risico’s.
Mijn vader heeft maar heel even ondergronds gewerkt. Omdat hij getuige was van een noodlottig ongeval, had mijn moeder toch liever, dat hij bovengronds ging werken. Het bovengrondse loon was niet toereikend om de monden van 10 kinderen te voeden. Mijn vader ging daarom ook nog kolen bezorgen bij de mensen. Dus feitelijk had hij 2 banen: mijnwerker en kolenboer. Toen mijn vader ophield als kolenboer, heb ik In de zomervakantie van dat jaar de laatste kolen bij de mensen bezorgd. Geen enkele vakantiebaan heeft mij zo veel geld opgeleverd. De vrije tijd was goed besteed.
Nu zijn we 50 jaar verder en de mijnstreek is uit een diep dal gekomen. Toch is onze regio er nog niet helemaal bovenop. Er moet nog een slag gemaakt worden. Er borrelt en bruist veel op verschillende plekken in Parkstad. Ik ben benieuwd waar we over 10 jaar staan. Hoe dan ook, laten we elk jaar even stil staan bij die harde werkers, die destijds heel Nederland warmte brachten en in deze regio veel welvaart. Glück auf.