Column Ger Luit: Wie kaatst moet de bal verwachten

De vorige keer schreef ik over een jeugdherinnering. Als vijfjarige speelde ik met mijn vriendje Bas in de bospaadjes met speelgoedauto’s. Dat spel werd wreed verstoord door een drietal opgeschoten jongens. Ik wilde het er niet bij laten zitten en kreeg Bas zo ver om vanaf de volgende woensdagmiddag rond hetzelfde tijdstip te kijken of die jongens weer fietsend tussen de bomen door zouden verschijnen. We konden dit liggend op het gazon van hun voortuin ongezien waarnemen achter de ligusterheg.

En jawel hoor, de twee woensdagmiddagen daarna zagen we de stoere jongens. De derde woensdag gingen we in de vroege ochtend op de plek tussen de bomen gaten en sleuven graven. We dekten die mooi af met takken en bladeren. Na dit voorbereidende werk waren we toe aan een paar lekkere boterhammen.

Tegen 14.00 uur lagen we met een volle buik achter de ligusterheg. Zouden ze komen of niet? Het duurde wat lang. Dat was even spannend. En ineens, het was al kwart voor drie, klonken harde stemmen en zagen we ze vanuit onze schuilplek aankomen. Ze hadden het hoogste woord. De eerste zat al meteen met zijn voorwiel in een sleuf. Hij kon nog zijn balans houden, maar bij de volgende “halte” ging het mis en kiepte hij om. Degene die achter hem reed, lag ook al op de grond en de laatste kwam er nog het beste vanaf. Een mini kettingbotsing van fietsers.

Wij lagen achter de heg stilletjes te gniffelen. De ongeluksvogels waren behoorlijk aan het schelden. Wij hadden nu hun “spelletje” verpest, maar 3 weken geleden was het andersom. Nadat ze alle drie weer op de been waren, de schade was bekeken en opgemaakt, zochten ze toch maar het fietspad op. Al scheldend fietsten ze huiswaarts.

Of ze nog aan die twee jochies gedacht hebben, zijn we nooit te weten gekomen. Wat ik wel weet, dat we verder een goede woensdagmiddag hadden. Terugkijkend was het toch wel gemeen en niet zonder risico’s. Maar zij waren begonnen. Wie kaatst moet de bal verwachten. Deze bal hadden ze nooit zien aankomen.